Ze zeggen dat het normaal is

Iedere ochtend als de wekker gaat om 8 uur flitst dezelfde gedachte weer door mijn hoofd. Hopelijk vandaag niet. Als ik de trap afloop, word ik enthousiast begroet door onze 7-jarige chocoladebruine labrador Zep. Ik stel het moment nog even uit. Sommige dingen kun je gewoon niet zien als je pas 10 minuten wakker bent. Als het half 9 is en Zep subtiel haar voorpoot op mijn been legt, weet ik dat ik het onvermijdelijke niet langer uit kan stellen. Ik moet haar uitlaten. Dat lijkt misschien onschuldig en alledaags, maar Zep draagt een afschuwelijk geheim met zich mee. Zep eet poep.

Zep beseft zelf ook dat het weerzinwekkend en ontoelaatbaar is, maar het is een verslaving die ze duidelijk niet meer onder controle heeft. Ook weet ze, zoals typerend voor elke verslaafde, haar afstotelijke gedrag vakkundig te verbergen. Een nietsvermoedende voorbijganger zal het niet direct opvallen, maar zodr a ze denkt dat niemand kijkt, hapt ze vol overgave in een berg keutels.

Ik herken die blik uit duizenden, als ze met haar snuit vol poep schuldbewust mijn kant opkijkt. Ze weet het. Ze schaamt zich, net zoals ik. Want waarom eet ze poep? Geven we haar niet genoeg eten? Is het een schreeuw om aandacht? Wat zullen mensen van mij denken als ze Zep haar drollenontbijt zien verorberen? Dat we haar verwaarlozen? Misschien wel dat we zelf het slechte voorbeeld geven!

Ze zeggen dat het normaal is. Het heeft zelfs een wetenschappelijke naam, zo normaal is het. Coprofagie, naar het Oud-Griekse kopros voor ontlasting (aldus Wikipedia) . Vraatzucht of imitatiegedrag ligt ten grondslag aan de drollenpret en labradors zijn hier bovengemiddeld vaak het slachtoffer van.

Iedere dag is een strijd, maar langzaam maar zeker leren we er mee leven. We doen nog steeds alles om Zep te helpen, maar we proberen haar te zien als meer dan een vies poepmonster. Momenteel krijgt ze een zeewierdieet en als dat niet aanslaat, zullen wij opnieuw een serieus gesprek van mens tot hond met haar aangaan.

We halen een schamele troost uit het idee dat we niet alleen staan en in de nabije toekomst hopen we een Coprofagiestichting op te richten, om meer aandacht te vragen voor deze stinkende problematiek. De wetenschap omtrent dit onderwerp staat nog in zijn kinderschoenen en de eerste stap zal het doorbreken van de taboesfeer zijn. Tot die tijd zullen wij de dagelijkse walk of shame met Zep trotseren.

Over hoe the Rolling Stones mijn wereldreis annuleerden

Het is alweer bijna een week geleden. De zaterdag dat ik naar Panama City zou vertrekken voor deel twee van mijn wispelturige, flexibele, ongeplande wereldreis. Al twee weken lang zat ik met mijn hoofd op een zeilschip op de Caribische Zee tussen Panama en Colombia. Als ik mijn ogen dichtdeed kon ik de zeeschildpadden en tropische vissen al tellen. Ik kon niet wachten totdat ik mijn wintersjaal en gebreide sokken weer kon verruilen voor mijn bikini en teenslippers.

En toen gebeurde er iets opmerkelijks. Heel zachtjes in mijn achterhoofd begon een liedje te spelen. Het duurde misschien een paar dagen voordat ik het liedje hoorde, maar toen ik het hoorde, herkende ik het meteen. Het was ‘Ruby Tuesday’ van The Rolling Stones. Nu ben ik zo iemand, die nooit naar songteksten luistert, maar toen The Rolling Stones voor de 34e keer Ruby’s levensverhaal inzetten, begon ik te luisteren.

Don’t question why she needs to be so free
She’ll tell you it’s the only way to be
She just can’t be chained

Plotseling voelde ik me een beetje Ruby Tuesday. Waarom was ik zo rusteloos en moest ik altijd maar weer in mijn eentje op reis?

There’s no time to lose, I heard her say
Catch your dreams before they slip away
Dying all the time
Lose your dreams
And you will lose your mind
Ain’t life unkind?

Mijn drang naar avontuur en te willen leven. Mijn angst mijn tijd te verspillen aan de sleur van alledag. Misschien was ik wel een Ruby Tuesday? Maar waarom had ik het gevoel dat het niet goed afloopt met de Ruby Tuesdays van deze wereld? Misschien omdat The Rolling Stones weinig nummers hebben geschreven over regenbogen, huppelende konijntjes en ze leefden nog lang en gelukkig.

Toen kwam het grote besluit. Wellicht was het goed om ‘Ruby Tuesday’ een poosje in de ijskast te parkeren. Ik annuleerde mijn vlucht, schreef me in als ingezetene van het Koninkrijk der Nederlanden en sloot een zorgverzekering af.

‘Goodbye Ruby Tuesday’

Ik schaam me wel een beetje voor de invloed van The Rolling Stones op mijn geestesgesteldheid. Ik denk dat ik van geluk mag spreken dat ‘Ruby Tuesday’ tussen mijn oren rondzoemde en niet ‘Brown sugar’. Voor je het weet krijg je een kersverse heroïneverslaving toebezongen.

The Rolling Stones – Ruby Tuesday

The Rolling Stones – Brown Sugar

Burning Man: De chaos van een parallel universum

San Francisco. De eerste dag was een klein beetje stressen, maar blijkbaar moet je geluk toch echt afdwingen. Status dag 2:

1. De start van een glansrijke carrière in hostelhousekeeping.
2. Een betaalbaar bed voor de komende maand
3. Een vriendje, die ene die ik de hele tijd al wilde
4. En.. KAARTJE VOOR BURNING MAN!

Volledig naïef en onvoorbereid, weet ik nota bene via Marktplaats het kaartje te bemachtigen. En ik mag mee met Pjotr en Jimmy. Nou ja, zij mogen met mij mee. Jimmy woont 90% van de tijd in een lsd/marihuana/belachelijk groot ego-geïnspireerde alternatieve werkelijkheid en heeft bovendien geen rijbewijs. Pjotr registreert liever nergens zijn naam, vanwege zijn illegale verblijfsstatus. Dus ik huur een auto: een prachtige Ford Focus, of soortgelijke auto. Bij het ophalen van de auto, besluiten we toch Pjotr als extra automobilist te registreren, omdat de gedachte aan het besturen van een auto in zijn algemeenheid en het besturen van een auto vol recreatieve substanties in het bijzonder, me toch wel de zenuwen bezorgt.

De volgende uitdaging zijn de boodschappen. Wat neem je mee op een 8-daagse kampeertrip in de woestijn? Er zijn uiteraard een aantal richtlijnen, zoals een stofbril, zonnebrandcreme en 5 liter water per dag per persoon. Ik heb me nooit een voorstelling proberen te maken van hoe 150 liter water eruitziet, maar ik en mijn Ford Focus zijn er behoorlijk van onder de indruk. Na daar een willekeurige hoeveelheid blikgroenten, knakworsten, noodles, bier, flessen wodka en willekeurige kampeerspullen aan toegevoegd te hebben, kijk ik tevreden met mijn benen op het dashboard uit over de oneindige Interstate richting Reno.

Nadat ik ook Reno af heb kunnen strepen van mijn ‘plaatsen waar ik nooit heen heb gewild, maar toch door toeval beland ben’-lijstje komen we eindelijk aan op Burning Man. Hoewel het gevoel van enthousiaste anticipatie veruit de boventoon voert, maak ik me ook een klein beetje zorgen. Niet over het overleven in een stoffig maanlandschap en ook niet over het feit dat ik een week lang niet kan douchen en toch met mijn net ontdekte liefde iedere nacht een tent mag delen. Ik maak me zorgen over mijn bijdrage aan de Burning Man-filosofie. Burning Man draait om samen alles eerlijk delen. Geld speelt op een kleine uitzondering daargelaten geen rol en iedereen deelt belangeloos zijn kunst, muziek, pannenkoeken, cocktails, tepelversieringen (speciaal van dikke, grijze, zwetende mannen voor wulpse, begeerlijke, jonge vrouwen) en ondergoedverzameling.

Ergens raak ik volledig in de war van deze gulle filosofie. Ik heb de afgelopen twee maanden geleefd op een budget van € 25 per dag, waarbij ik soms liever een maaltijd oversloeg dan meer dan € 25 uitgaf. Alle Burners lijken echter inkopen te hebben gedaan voor zichzelf, eventuele noodgevallen en de volledige Burning Man-populatie. Je moet best een rijke hippie zijn om bovenop je $400-entreekaartje aan deze overdaad mee te kunnen werken. Wellicht ben ik al te ver verkapitaliseerd en geïndividualiseert voor deze filosofie, maar ik voel me best comfortabel bij het betalen voor wat ik nodig heb. Dat betekent niet dat ik geen goed gevoel krijg bij het geven en krijgen van dingen. Maar wat moet ik nou precies met een in de vorm van het Burning Man-logo gecreëerd zaadje waar ik een onbekende plant mee kan groeien? En superlekker die gratis wafel, maar ik heb eigenlijk niet eens honger. Wat al deze dingen vooral bij me oproepen is een schuldgevoel over mijn gebrek aan voorbereiding en grote voorraad aan weg te geven spullen die niemand nodig heeft. Eén plek maakt me daarom iedere dag op Burning Man erg gelukkig. De plek waar ik mag betalen voor mijn koffie en zonder schuldgevoel op een kussen mag zitten.

En toch is ook mijn unheimische gevoel fantastisch. Hoe vaak krijg je de kans om een week lang in een parallel universum te mogen wonen, waar de regels volledig anders zijn en je het moet stellen zonder gemakken als stromend water en stofloze onderbroeken? Met kunst en expressiviteit overal waar je kijkt in een oneindig grote woestijn met een tijdelijke populatie van ’s werelds mooiste, ziekste, afwijkendste, meest drugsgemanipuleerde mensen. Het geeft je op zijn minst iets om over na te denken en het bezorgt zelfs menigeen een kleine psychose of ideniteitscrisis.

Burning Man eindigt voor Pjotr, Jimmy en mij in een Burning Man-waardig drama. Na een week van oplopende spanningen tussen Pjotr en Jimmy heeft Pjotr een besluit genomen. Jimmy mag nieuwe woestijnvrienden maken om mee naar huis te rijden. Ondanks gematigde protesten van mij en hevige protesten van Jimmy, staat zijn besluit vast. Een paar uur later rijden we weg zonder Jimmy en tot overmaat van ramp rijdt Pjotr semi-per ongeluk over Jimmy’s in de woestijnberm geparkeerde spullen heen. Met enige schaamte moet ik vaststellen dat Jimmy gelukkig waarschijnlijk net even aan het poepen is en Pjotr rijdt snel het kampeerterrein af.

Dat was Burning Man. Ik ben moe en voldaan en blij dat Jimmy niet achterin de auto zit. Terwijl de zon ondergaat rijden we de woestijn uit terug richting beschaving. Als na een paar uur de autoradio weer een frequentie vindt, klinkt ‘Free bird’ van Lynyrd Skynyrd door de speakers. Grijnzend moet ik vaststellen dat het leven niet heel veel beter wordt dan dit..

I am sorry for the noise last night

Oh, had ik nog niet verteld over hoe ik in juni verliefd ben geworden op San Francisco? Op de Golden Gate Brigde en het Golden Gate Park. Op koffie drinken in North Beach en vintage jurken passen in Haight Ashbury. En op een willekeurige Pools-Franse kunstenaar die BH’s achter de wasmachine vandaan viste tijdens zijn laundryshift in mijn hostel op de hoek van Post en Taylor Street.

Het begon allemaal op een pijnlijke woensdagmorgen.

Langzaam kom ik weer bij uit een kleine zelfontworpen coma en realiseer me dat ik met mijn regenjas nog aan in één van de bovenste stapelbedden in Room 5 lig. Het is gelukkig mijn eigen bed, hoewel ik geen flauw idee heb hoe en wanneer ik er die nacht beland ben. Bij nadere inspectie van mijn omgeving ontdek ik een zorgvuldig geplaatst chocolaatje met een briefje aan mijn voeteneinde. Verbaasd vouw ik het briefje open:

I am sorry for the noise last night’

Nu word ik toch enigszins nieuwsgierig en vragend laat ik het briefje aan mijn kamergenoten zien. Hebben jullie iets gehoord? Drie meisjes kijken me verontwaardigd aan en het is duidelijk dat ik iets gemist heb. Na 10 minuten ben ik volledig bijgepraat. Rond 2 uur die nacht kwam een Argentijns meisje de kamer binnen, gevolgd door een identiteitloze jongen. Samen stortten ze zich allesbehalve subtiel op haar bed en enkele seconden later is hun enthousiasme dermate hoorbaar dat iedereen met een alcoholpromillage onder de 2‰ wakker is. Met een aan agressie grenzende vastberadenheid schijnt de jongen uit de kamer te zijn gejaagd en de vertellende meisjes zijn duidelijk nog steeds allesbehalve vergevingsgezind. Ik betuig mijn oprechte medeleven en spreek schande van het gehele voorval en verlaat de kamer voordat ik in de lach schiet.

Die middag besluit ik een gesprek aan te knopen met een Pools-Franse die op mijn eerste hosteldag mijn bordje kwam afwassen en die ik sindsdien iedere ochtend lakens zie opvouwen terwijl ik mijn ontbijtboterhammen nuttig. Hij stelt zich voor als Mysterious Eagle (maar laat ik hem vanaf nu Pjotr noemen) en ik vraag hem of ik dat voor het gemak ook af kan korten en zo raken we drie uur lang in gesprek. We blijken allebei die avond naar hetzelfde strandfeest te gaan en besluiten logischerwijs dat we samen gaan en een fles rum delen.

Wachtend op alle strandgangers staan we een paar uur later in de lounge van het hostel, waar mijn Argentijnse kamergenoot nog alleraardigst informeert of ik haar chocola gevonden heb. Ik verzeker haar dat ik geen last van haar heb gehad en begin grijnzend in geuren en kleuren het verhaal aan mijn gezelschap voor die avond te vertellen. Nog voordat mijn verhaal ten einde is, begint een derde jongen te hyperventileren van het lachen en weet uit te brengen dat hij precies weet wie die nacht in Room 5 is geweest. Het duurt even voordat ik me realiseer wat hij bedoelt, maar zodra ik het schuldbewuste gezicht van Pjotr zie is het me plotseling volledig duidelijk.

Daar sta ik dan met mijn fles rum en mijn vroegtijdig gestorven romance. Mijn ego lijkt weinig interesse te hebben in een jongen die blijkbaar de vorige nacht al in mijn kamer lag, maar ik weet niet zeker of mijn hormonen ook al overtuigd zijn. Ook kan ik er eigenlijk best de humor van inzien en al gauw beschuldig ik Pjotr van een stiekeme Room 5-fetisj, waar ik toch zeker niet aan mee ga werken. Zodra echter ook de rum zich er ook mee gaat bemoeien, besef ik me dat mijn ego het van mijn hormonen gaat verliezen. Per slot van rekening heeft het allemaal niets met mij te maken, dus waarom zou ik er onder moeten lijden?

Vijf heftig kleffe dagen later sta ik verliefd en verdrietig op het vliegveld. Zestig Mexicaanse dagen later sta ik verliefd en gestoord opnieuw op hetzelfde vliegveld. Wat heb ik te verliezen? Ik heb alle tijd van de wereld en mijn ego had ik toch al het zwijgen opgelegd.

Oh Mexico, met je Mariachi’s, macho’s en Mezcal

Van het zuidelijke Cancun naar het noordelijke Guadalajara. Ruim 3000 km, zeven steden en acht busritten met een zeer uiteenlopende amusementswaarde. Met een budget van € 25 per dag is het uitermate belangrijk om de goedkoopste bus te vinden. Het liefst een nachtbus, want een nachtje in de bus scheelt je weer een nacht in een hostel. En de kwaliteit van de bedden is in sommige gevallen vrijwel gelijk.

De eerste busrit is van Cancun naar San Cristobal en Naomi en ik zijn de gelukkige bezitters van de laatste twee plekken in de bus. Niet geheel toevallig op geur- en hoorafstand van het toilet. Maar dichtbij het toilet of niet, de penetrante pieslucht door de hele bus doet ernstig vermoeden dat mensen simpelweg in hun stoel plassen. Hoewel het risico op ammoniakvergiftiging, luchtweginfecties en psychische stoornissen al redelijk groot is, wordt de buslucht na zo’n twaalf uur op de bochtige bergwegen van Chiapas nog verder vervuild. Zeker vier mensen hadden zich de pesos voor hun tijdens de korte stop genuttigde taco, torta en quesedilla beter kunnen besparen. Na drie haarspeldbochten stroomt de Mexicaanse keuken door de bus en zit er voor mij niets anders op dan mijn rugtas en voeten van de vloer op te tillen en mijn neus nog dieper in mijn trui te begraven. Als we na 18 uur de giertank uit mogen, ben ik ervan overtuigd dat ik stink naar een gemiddelde fextivaldixie. Maar we zijn eindelijk in San Cristobal!

De volgende stop is Puerto Escondido, waar we per ongeluk in het zwembadparadijs van Steve belanden. Steve lijkt een onfortuinlijk slachtoffer te zijn van onbeperkte toegang tot hallucinerende en verdovende middelen in zijn jongere jaren. Hij is buitengewoon geïnteresseerd in zijn gasten, maar zijn hersenen blijken zijn enthousiasme niet aan te kunnen. Ieder uur worden Steve’s hersenen keurig gereset en stelt hij al zijn vragen weer opnieuw. In de tussentijd vragen wij ons af, waarom onze bedden drie kwartier lopen van alle surfers verwijderd zijn..

Dan op naar Oaxaca. Oaxaca is de prachtige hoofdstad van gefrituurde krekels, Mezcal en chocala. Ondanks de gemixte gevoelens die deze specialiteiten bij ons oproepen, besluiten we dat je alles een keer geprobeerd moet hebben. Eerst dan maar de Mezcal om moed te verzamelen en smaakpapillen kwijt te raken, dan de krekels, omdat het moet en als toetje de chocola, omdat alles beter wordt van chocola.

Het hoogtepunt van Mexico City is Plaza Garibaldi, vol met Mariachi’s, die vol overgave mijn liefdesverdriet bezingen. Het dieptepunt is een metro, vol met wellustige gefrustreerde todofielen(1.), die vol overgave mijn onschuld proberen te bezoedelen. Kortom, een stad om nooit te vergeten.

Guanajuato is een gemoedelijk universiteitsstadje, waar ik snel al het besef van tijd verliest, terwijl ik ronddwaal door een doolhof van straatjes en tunnels of tijdens een welverdiend biertje, luisterend naar een Beatles-coverband. Het enige nadeel van Guanajuato is dat de maximum leeftijd 21 is, wat betekent dat ik ernstig over de datum ben.

Guadalajara blijkt gelukkig een Guanajuato voor volwassenen! En ik leer al snel dat, gek genoeg door Franse invloeden, de Mexicanen in Guadalajara een stuk mooier zijn dan de gemiddelde huis-tuin-en-keuken Mexicaan. Na een zaterdagavond vol goede muziek, mooie mannen en een tas vol willekeurige visitekaartjes, begin ik ernstig te overwegen om een baan te zoeken en me voor een maand te settelen in Guadalajara.

Helaas ben ik soms een vrouw. En vrouwen zijn wispelturig. Drie dagen na deze wilde gedachten zit ik in een vliegtuig. Over twee uur land ik op San Francisco International Airport..

disclaimer: dit bericht is met enkele weken vertraging uit mijn hersenen gesijpeld. licht risico op vertroebelde feiten is aanwezig

1. todofilie: (woord afkomstig uit het Spaans en Grieks; todo is het Spaanse woord voor alles en filia het Griekse woord voor ‘vriendschap’) is een term, die wordt gebruikt voor het zich seksueel aangetrokken voelen tot alles wat beweegt.

 

 

Mijn laatste uurtjes als hostelworker

Aaahh.. mijn laatste werkdag. Zo’n dag waarvan je denkt: Het is helemaal niet erg om een piepkleine kater te hebben. Het is helemaal niet erg om net te moe te zijn om mijn ogen helemaal open te doen.

Dus het is een perfect idee om op de vooravond van mijn laatste werkdag een paar onschuldige drankjes te drinken met een willekeurige mix van Mexicanen, Zweden, Engelsen en Israëliers. Eén der Mexicanen neemt de leiding van de avond op zich. Hij is mijn nieuwe collega, nadat zijn vorige baan als begiftigde drugsdealer een vroegtijdig einde kreeg, toen zijn baas voor zeven jaar de gevangenis in moest. Hij kent Cancun echter als zijn broekzak en hij weet ons een exclusieve club in te praten, waar we de beste tafel met de beste service krijgen.

En de beste service houdt in een gezamenlijke rekening, waarvan niemand weet hoe welke drankjes door wie op welk moment zijn besteld en geconsumeerd. Nog geen uur later loop ik dan ook met een gefrustreerde, agressieve collega over straat in Cancun. De rekening klopt niet, twee mensen zijn verdwenen zonder te betalen en het eerste wat hij gaat doen als hij terug is in het hostel is een laptop stelen. Ik probeer hem uit te leggen dat het stelen van een laptop wellicht een enigszins drastische reactie is op een niet-betaalde rekening van hooguit 100 pesos, maar hij lijkt een man met een missie.

Uiteindelijk wordt de geldsituatie gesust, maar de toon is absoluut gezet en als ik eindelijk mijn tent inkruip, ben ik blij dat over 3 uur en 23 minuten mijn laatste werkdag begint. Als ik een paar uur later mijn tent uitkruip, het dak afklim en het hostel binnenloop, word ik direct onaangenaam verrast, door de hordes met mensen die zich reeds voor 7 uur ’s ochtends uit hun bed hebben gesleurd. Nog voordat ik heb kunnen douchen of mijn tanden heb kunnen poetsen, word ik al gedwongen 6 eieren uit te delen, een nieuwe pot pindakaas te vinden en de weg naar het strand uit te leggen. Na een uur is de rust echter wedergekeerd en kan ik rustig achter de computer onderzoeken welke mensen uitchecken vandaag en mijn facebookstatus updaten.

Mijn collega, die de nachtdienst heeft gedraaid, loopt enigszins verdwaasd met een laken door het hostel op zoek naar een slaapplek. We zitten helemaal vol, dus dat betekent creatief slapen voor alle werknemers. Ze verdwijnt naar het dak, naar vermoedelijk mijn bed in de inmiddels stikhete tent en ik beloof haar wakker te maken als één van de gasten uitcheckt.

Ze is nog maar net verdwenen of een grote Israeliër komt de dorm uitgestormd, met de boodschap dat de duivel in het bed boven hem slaapt. Hij gebaart me om naar de dorm te komen en nog voordat ik de deur opendoe, hoor ik het zware onregelmatige gesnurk van een gehoornd beest. Ondanks zijn overduidelijke wanhoop, is de kracht van zijn kater toch sterker en besluit hij terug naar bed te gaan.

Zodra de eerste gast heeft uitgecheckt ga ik naar het dak om Maria wakker te maken. Ze is echter niet in de tent. Ze ligt middenin de brandende zon op het beton met een gescheurd wit laken over zich heen. Enigszins verward door dit aangezicht, maak ik haar snel wakker met het goede nieuws dat ik een bed voor haar heb. In plaats van de pure blijdschap die ik verwachtte, begint Maria te huilen en vertelt me dat ze net een hele mooie droom had over haar overleden broertje en ze graag op het dak wil blijven slapen.

Vol schuldgevoel klim ik het dak weer af, waar ik Balam de kat aantref met een interessant speeltje. Hij heeft een gekko gevangen, die hij liefkozend door het hostel heensmijt, totdat het kleine beestje na enkele minuten levenloos op zijn rug beland. Onder het toeziend oog van Balam, veeg ik de gekko met een bezem naar zijn laatste rustplaats.

Nog drie uur totdat mijn boot richting Isla Mujeres vertrekt, dus ik besluit nog maar een keer de afwas te doen, de vloer te dweilen en koffie te zetten. De Israëlier komt opnieuw de kamer uitgestormd en roept dat de hel nu echt compleet is. Terwijl de duivel in het bed boven hem bloed ophoest, zorgt een jengelende Britney Spears-ringtone voor de muzikale ondersteuning van zijn lijdensweg. Verschrikt springt een Zweeds meisje op uit haar stoel en rent beschaamd naar de dorm om haar wekker uit te zetten.

Lachend vertel ik de Israëlier dat ik wel een bed in de hemel voor hem heb en wijs hem de weg naar het bed dat ik eigenlijk voor Maria had bedoeld, terwijl mijn baas ons naroept dat deze extra service niet in de prijs is inbegrepen. De ochtend is bijna voorbij, maar het beste moet gelukkig nog komen. Om 4 minuten voor 12 komt de duivel, in de persoon van een harige, grijze, uitgezakte hippie op leeftijd, in zijn onderbroek naar de badkamer gesjokt. Ik kijk naar alle lege bedden voor de volgende nacht op het bedoverzicht en als de hippie uit de badkamer komt, laat ik hem met mijn allervriendelijkste glimlach weten dat we helaas geen bed meer voor hem hebben voor de volgende nacht.

Het was zeker een enerverende morgen, maar mijn werk zit erop! Tijd voor een tropisch eiland en een nieuw hoofdstuk van mijn avontuur in de bergen van Chiapas!

Nachtwerk

Mijn eerste werkweek zit er al weer op. Vijf nachtdiensten, van 11 uur ’s avonds tot 7 uur ’s ochtends. In theorie zijn het de makkelijkste uren, maar gelukkig is de werkelijkheid vaak anders.

Mijn eerste nachtdienst begint op dinsdag. Na een dagje strand en een tochtje achterop een houtjetouwtjescooter door het toeterende Mexicaanse verkeer, ben ik tegen 10 uur ’s avonds al wel klaar om aan mijn welverdiende nachtrust te beginnen. In plaats daarvan voel ik me door mijn aanstaande nachtdienst gedwongen om nog maar een biertje te openen en me bij de rest van de semi-dronken gasten te voegen. Een half uur later ben ik, dankzij mijn parkinsonmotoriek, de gelukkige verliezer van tequila jenga en begin ik mijn dienst om 11 uur in een comfortabele alcoholwaas. Plichtsgetrouw loop ik een tijdje rond met een bezem en spetter wat rond met een afwasborstel, terwijl een grote groep hostelgasten vertrekt naar een inmiddels beruchte poolparty. Het recept van de poolparty is onbeperkt alcoholmisbruik, veel bikini’s, een troebel zwembad en algehele bezoedeling alom. Voor mij beginnen echter de stille uurtjes, met wat simpele schoonmaakklusjes en veel social stalk op Facebook en Whatsapp.

Na een paar uur wordt mijn rust echter bruut verstoord door de terugkerende groep bezopen malloten. Een Schot komt in natte vrouwenkleding op mijn schoot zitten, terwijl de inhoud van de voorraadkast op mijn hoofd valt. En nog voordat ik van deze bezoedeling ben bijgekomen, staat een Amerikaan voor me met zijn hand in een pot pindakaas. Teleurgesteld en zelfs een klein beetje beledigd, druipt hij af als ik weiger zijn vingers af te likken. Na nog diverse liefdesverklaringen en smekende verzoeken om naar bed gebracht te worden, keert zowel de rust als het gevecht om mijn ogen open te houden weer terug.

De tweede en derde nacht staan volledig in het teken van hippies. Mijn geestdodende schoonmaaktaken worden psychedelisch ondersteund door geestverruimende fluit- en gitaarmuziek en na een intensieve staarsessie wordt me verzekerd dat ik ‘fairy twinkles’ in mijn ogen heb! Enigszins gevleid, in verlegenheid gebracht en verontrust, besluit ik maar niet te reageren. De stilte wordt echter snel doorbroken door een hoop lawaai en de geschokte kreet van een Engelsman die net een emmer verf over zich heen heeft gekregen. De Engelse jongen die nietsvermoedend in een hangmat lag te slapen, heeft per ongeluk een emmer witte verf van een stellingkast geschopt. Nu zit hij beteuterd te kijken hoe de witte vlek zich langzaam uitspreidt over de vloer. Ook zijn voeten blijven niet gespaard en met wc-papier omwikkelde ledematen strompelt hiij naar de badkamer, terwijl ik met de nodige hippie-ondersteunig ook vlijtig met toiletpapier in de weer ga.

Letterlijk iedere nacht blijkt een nieuwe bizarre wending in petto te hebben. Tijdens mijn vierde nacht, komt zo rond 2 uur ’s nachts een Deens meisje me vertellen dat haar bovenbuurvrouw zich niet zo lekker voelt. Dat blijkt een kleine understatement. De bovenbuurvrouw ligt bewegingloos in haar eigen braaksel in het bovenste stapelbed, terwijl de muur onder haar langzaam oranje kleurt. Gelukkig is haar vriend zo vriendelijk om haar uit bed te sleuren en in de badkamer te gooien, waar ze zo’n 45 minuten in de foetushouding op de badkamervloer doorbrengt. Dit geeft mij ruim de tijd om het Deense meisje naar een onbesmeurd bed te evacueren, om daarna de muur en de vloer te schrobben en de lakens te verschonen.

De laatste, vijfde nacht ben ik op. Hoewel ik de hele dag geslapen heb, zit ik vast in een apathische toestand, met de hersenactiviteit van een naaktslak. Die nacht wordt mijn laatste restje hersenactiviteit verbruikt door een relaas van een jongen over zijn overleden seropositieve vader. Over hoe hij zwaar heroïneverslaafd was. Over hoeveel geluk de jongen heeft gehad dat hij en zijn zus en moeder niet besmet zijn geraakt. Over hoe hij zijn vader in een droom heeft ontmoet, waarin hij hem verteld heeft dat de kracht van de levenden sterker is dan die van de doden. Twee uur lang heb ik het gevoel dat ik iets geruststellends en betekenisvol moet zeggen, maar ik heb er de kracht niet meer voor.

Om klokslag 7 uur op zaterdagochtend heb ik eindelijk weekend! Twee dagen vrij, gevolgd door middagdiensten! Misschien niet per definitie makkelijk die nachtdiensten, maar zeer zeker niet saai!

Home away from home for the unstable

Rare mensen zijn leuk. Hoe gekker hoe beter, als je het mij vraagt. Mensen zonder problemen of eigenaardigheden, die hun leven leiden zonder buiten de gebaande paden te treden of van de norm af te wijken, trekken me daarentegen een stuk minder.

Na drie weken in een hostel gewoond te hebben, heb ik al weer ruim honderd keer hetzelfde gesprek gevoerd over waar ik vandaan kom, wat ik thuis doe, wat voor opleiding ik heb gedaan, wat mijn reisplannen zijn, hoeveel huisdieren ik heb en wat ik later wil worden als ik groot ben. Die gesprekken voer ik glimlachend op de automatische piloot en ben ik weer vergeten zodra ze geëindigd zijn.

Waar ik wel van houd , zijn mensen die hun leven net wat minder goed onder controle hebben. Bewust of onbewust. Het is dan ook waarschijnlijk niet geheel toevallig dat ik altijd mensen ontmoet met ongeneeslijke ziektes, jeugdtrauma’s, verslavingen of ernstig afwijkende levensvisies. Mensen willen mij ook altijd alles vertellen. Meer dan eens heeft iemand tegen me gezegd: “ik heb dit nog nooit aan iemand verteld, maar..”. Schijnbaar ben ik een ‘healer’. Na dit even met Wikipedia overlegd te hebben, kan ik me hier wel redelijk in vinden.

Hoewel ik bovenstaande absoluut als een positieve eigenschap beschouw, is het lang niet altijd echt leuk. Wat zeg je tegen iemand die je vraagt of hij nog een kinderwens mag hebben, nu hij weet dat hij de ziekte van Huntington heeft? Wat doe je als de aan verslaving grenzende drugsgebruiker je vraagt zijn geld te beheren? Wat moet je denken als iemand aan je opbiecht een paar jaar geleden als militair wapens uit Afghanistan te hebben gesmokkeld?

De enige oplossing is denk ik afstand houden. Wel luisteren, maar niet teveel betrokken raken. Makkelijker gezegd dan gedaan af en toe, maar ik ben ervan overtuigd dat ik redelijk sterk in mijn schoenen sta.

De komende paar weken werk ik in een hostel in Cancun. En Cancun is absoluut een plek waar mensen komen om dingen te vergeten (of om in luxe all-inclusive 5-sterren resorts te vergeten dat er überhaupt een realiteit bestaat). Mijn eerste patiënt is een geval van obsessief liefdesverdriet. De eerste stap is vermoed ik het vernietigen van een laptop, de internetverbinding en voor de zekerheid alle mogelijke telepathieverbindingen. De tweede stap is alcohol. De derde stap is wat mij betreft het introduceren van een piepklein beetje zelfspot. Dat zou het leven van een heleboel mensen een stuk eenvoudiger maken..

Ik denk dat ik visitekaartjes moet laten drukken. ‘home away from home for the unstable’ ..

Soms doet het pijn om een meisje te zijn

Ik zit in een identiteitscrisis. Een kleine maar, maar desalniettemin vraag ik me het nodige af. Waarom manoeuvreer ik me in de meest bizarre situaties met de meest rare mensen? Ik zoek het geloof ik niet op. Niet bewust in ieder geval. Misschien ben ik heel naief. Of misschien komt het door mijn afkeer van afritsbroeken en de dodelijk saaie mensen die in afritsbroeken wonen.

Zo ging ik afgelopen woensdag naar het Beat Museum. Ik was superenthousiast, want ik had net ‘Dharma Bums’ van Jack Kerouac gelezen en de trailer van de verfilming van ‘On the road’ gezien. Toen ik het museum binnenliep werd ik verwelkomd door wat de eigenaar bleek te zijn. Hij peilde mijn kennis van de Beat Generation en toen hij merkte dat ik geïnteresseerd was (in al mijn naïviteit nam ik aan dat dat zijn drijfveer was), mocht ik gratis het museum in en kreeg ik een persoonlijke rondleiding. Ik voelde me wel een klein beetje ongemakkelijk bij al die aandacht, maar hij had supergave verhalen en wist alles, dus het was absoluut de beste manier om meer te weten te komen over de Beat Generation. Logischerwijs stemde ik dan ook enthousiast in met zijn voorstel om me ook ’s avonds rond te leiden door North Beach en me alle plaatsen te laten zien waar de Beat-schrijvers, hun Beat-dingen deden. Pas toen hij voorstelde om dan samen wat te eten of te drinken, begon ik argwaan te krijgen. Of beter gezegd: begon ik te twijfelen over of ik argwaan zou moeten hebben. Maakt het uit of een kale man van middelbare leeftijd je een rondleiding wil geven omdat je oprechte interesse toont of omdat je een leuk jong blond naïef meisje bent? Waarschijnlijk wel, maar ik wilde eigenlijk nog steeds gaan. Het enige probleem was dat de rondleiding ’s avonds zou zijn en ik absoluut nog niet goed de weg wist. Uiteindelijk heb ik maar besloten dat afhankelijk, onwetend en naïef geen goede combinatie is met mogelijke oneerbare intenties bij kalende mannen. Ik baalde wel, want ik wilde absoluut die rondleiding! Soms vind ik het stom om een meisje te zijn.

Dat vond ik ook op donderdag. Ik kreeg een rondleiding door San Francisco van een jongen die bij Starbucks werkt. Leek me erg onschuldig en bovendien was het overdag en ik kan best hard rennen. De jongen, laat ik hem Peter noemen, praatte aan één stuk door, wat ik meer dan prima vond, want mijn hoofd deed nog een klein beetje pijn van de rum van de avond daarvoor. Na ongeveer 20 minuten verontschuldigde Peter zich voor zijn woordenstroom en liet me weten dat hij dit al een tijdje niet had gedaan. Gemakshalve negeerde ik deze opmerking, maar nadat hij me een aantal keer had laten weten hoe erg hij het naar zijn zin had, mijn hand probeerde vast te pakken en zijn arm om me heen had geslagen, besloot ik hem maar te vertellen dat ik me toch wel erg ongemakkelijk voelde en dat een rondleiding niet hetzelfde is als een date. Ik voelde me wel een beetje schuldig, want hij had me net uitgebreid verteld over zijn moeder, die het gezin in de steek had gelaten, zijn ex-speedverslaafde, nu alcoholverslaafde zus en zijn eigen verslavingsverleden, nadat hij onjuist gediagnosticeerd was als bipolair. Maar toch, ik ben geen liefdadigheidsinstelling. Of misschien een beetje, maar wel bij voorkeur zonder fysieke bezoedeling.

Starbucks blijkt sowieso een magneet voor de minder-gelukkigen van de samenleving. Zo ging ik ook per ongeluk in de verslaafdenspeelhoek van Starbucks zitten. De mannen die daar zaten zagen er niet zo fris uit, maar er zat ook een gezellige Scandinavisch uitziende jongen op zijn laptop te werken, dus het leek me veilig genoeg. Ik zat echter nauwelijks of één van de mannen vertelde me het verhaal over Honey en hoe hij onterecht veroordeeld werd tot 15 jaar gevangenisstraf in 2004. Honey was een 19-jarig meisje en Honey was op bezoek bij zijn vriend Paul. Paul was een heroïnedealer en wilde sex met Honey. Honey wilde geen sex met Paul, maar wilde wel heroïne. Paul wilde Honey wel heroïne geven, want uiteindelijk zou ze dan wellicht sex met hem hebben. Honey zou echter nooit sex hebben met Paul, want Honey overleed die avond aan een overdosis. Paul was voorwaardelijk vrij en het hele huis was vol heroïne, dus Paul vluchtte. Starbucksman bleef echter om Honey te reanimeren en werd gearresteerd en veroordeeld. Gelukkig bleek de gevangenis een verlossing voor Starbucksman. Het heeft hem stabiliteit gegeven en tegenwoordig bedenkt hij bordspellen. Ik heb nog nooit in mijn leven zo snel koffie gedronken, maar ben toch blij dat ik nu het verhaal over Honey ken.

Om mijn eerste week in stijl af te sluiten, besloot ik op zaterdag te gaan couchsurfen. Couchsurfen op de couch van Jax. Na drie seizoenen Sons of Anarchy te hebben gekeken, stelde ik me bij Jax een breedgeschouderde biker voor, dus ik vond het helemaal niet erg om naar een huis 30 minuten uit het centrum af te reizen. Al snel bleek echter dat ik mezelf in de verkeerde televisieserie had gestopt. Dit was geen Sons of Anarchy, dit was The Big Bang Theory! Op zaterdagavond heb ik alles geleerd over het onstaan en de terugkeer van de zwarte pest en Planet Earth op een groot projectiescherm gekeken. De badkamerdeur kon vanzelfsprekend niet op slot en plotseling was het hele couchsurfconcept me duidelijk. De nerdy jongen met de grote bril en de lange haren vatte het eigenlijk prachtig samen: “we don’t see a lot of girls around here, except for the couchsurfing”. Zondagmiddag heb ik weer ingecheckt in een hostel.

Stiekem geniet ik wel van mijn crisis. Het is in ieder geval niet saai, maar soms doet het gewoon een beetje pijn om een meisje te zijn..

Ergens boven de wolken

Op de één of andere manier denk ik bij de hele dag in een vliegtuig zitten, niet aan de hele dag in de stralende zon naar een blauwe lucht zitten kijken. Toch is het zo! Misschien wel logisch? Weliswaar zit er (gelukkig) een raam, tussen mij en de rest van de wereld, maar mijn ziel wordt in ieder geval al een beetje bruin. Hoewel nu ik dat teruglees, dat helemaal niet wenselijk klinkt.

Ok, ik dwaal af. Ik zit nu inmiddels drie uur in het vliegtuig en ik durf te zeggen dat ik me al wel thuisvoel. Na een soepele stoelwissel (naar het raam met een lege stoel naast mij), een kleine vertraging en het op het nippertje krijgen van mijn minst en meest belangrijke reisitem, mijn make up en mijn vriendenboekje, ben ik helemaal geïnstalleerd.

Dat vriendenboekje heb ik uiteraard al uit en ik denk dat ik wel officieel de cry baby van het vliegtuig ben. Toen ik klaar was met huilen, voelde ik wel een lichte trots dat iedereen mij waardeert om mijn tomeloze ambitie en kennis van buitenlandse politiek en buitengewone natuurverschijnselen. Doet me absoluut goed!

Nu ik erover nadenk ben ik al best druk geweest. Ik heb al ruim een uur geslapen. Ik heb eten gekregen (en voor een groot deel laten staan omdat ik principieel tegen ben op zwemmend voedsel). En ik heb muziek geluisterd! Wel typisch (en lui) dat ik nog exact dezelfde muziek op mijn iPod heb staan, als toen ik vorig jaar op reis was. Dat terwijl ik toen al geconcludeerd had, dat ik meer melodramatische muziek nodig had! Al die gevoelens die opspelen, als je zielsalleen een 13-urige busreis aflegt, schreeuwen om jaren 80 powerballads, als Whitesnake, Tom Petty en Crowded House. Als je het mij vraagt tenminste, En dat doe ik voor het gemak maar even.

Ik denk dat ik dan nu maar afsluit met een korte omschrijving van de mensen om me heen, voor wanneer de film over mijn leven wordt gemaakt (klink ik nou alweer alsof ik bijna doodga? Sorry pap, bedoel ik niet zo!).

Dus om te beginnen met het belangrijkste, zit er niemand naast me. Ik houd wel van niemand en ben ook al best wel aan hem gehecht geraakt. Mijn niemand is uiteraard wel een man. Een hele mooie ook. Naast niemand, zit een hele vriendelijke man, die heel blij voor me was toen ik bij het raam mocht zitten en mijn dienblad heeft doorgegeven aan de fossiele stewardess, toen ik meteen na het eten in een diepe after dinner dip viel.

In de andere rij zit een kale man met een felrood hoofd en een bijpassende paarse polo en daarnaast zit een meneer met een ingegroeid nekkussen (zover ik dat vanaf hier kan zien tenminste). Hij ziet nu overigens dat ik hem observeer, tijdens het schrijven door, dus ik sla de laatste persoon op de derde rij maar over, voordat ik straks vechtend met het nekkussen door het gangpad rol.

Pfoe, ik ga denk ik mijn zonnebril maar eens opzetten. Of gewoon mijn ogen dicht doen. Of allebei. Wat een mogelijkheden zo hoog boven de wolken. Gelukkig mag ik nog 10 uur!