Het is maandagavond 7 uur als ik boven het lawaai van de stofzuiger uit de deurbel hoor. Op mijn blote voeten stuiter ik de trap af en begroet enthousiast de oudere man van allochtone afkomst die achter mijn voordeur verschijnt. Hij is duidelijk minder blij om mij te zien. “Ander meisje, kort haar”, zegt hij schijnbaar geïrriteerd en ik begrijp dat hij gehoopt had mijn huisgenoot te treffen. Ik vertel hem dat ze later op de avond terugkomt, maar hij heeft al een nieuw plan. “Jij meekomen. Mij helpen. Vlees. Barbecue.” Hij grijpt mijn arm vast en trekt me op mijn blote voeten de stoep op. “Wacht”, sputter ik tegen. “Ik kan zo niet weg. Ik moet sleutels en slippers pakken.” De man die mijn overbuurman blijkt te zijn, snapt het probleem niet. Hij manoeuvreert de deurmat tussen de voordeur en de deurpost en schopt zijn slippers uit, ten behoeve van mijn tere voetzooltjes. “Nu helpen tillen”. Als hij opnieuw aan mijn arm trekt, ruik ik de sterke alcoholwalm. Deze man is hartstikke dronken!
Ik snap er weinig van, maar ik herinner me een verhaal over een aardige Iraanse buurman die mijn huisgenoot vorig jaar ergens mee heeft geholpen. Ik besluit deze buurman het voordeel van de twijfel te geven, tot halverwege de straat een willekeurige buurvrouw uit het raam roept: “Hij is wel vaker zo. Ik heb al iemand gebeld. Hij kan niet zo over straat lopen.” Vertwijfeld kijk ik van de buurman naar de buurvrouw. Wat is dit? “Wie heb je gebeld dan? Hij zegt ergens hulp bij nodig te hebben”, vraag ik onnozel. “De ambulance”, antwoordt de buurvrouw met net te veel leedvermaak naar mijn smaak. Ook mijn Iraanse buurman heeft begrepen dat het alarmnummer is gebeld. “Hoer! Jij hoer!”, roept hij naar het raam, waarop hij zich tot mij wendt en met veel armgebaren uitlegt dat er heel veel mannen bij haar thuis komen.
“Kom ik zal u helpen met de barbecue”, probeer ik de situatie te sussen. We zijn alweer een hele grote stap verder als hij weer in zijn eigen huis is, dus daar wil ik best voor op mijn blote voeten over straat. Dankbaar doet de buurman zijn voordeur open, waar tot mijn grote verbazing een barbecue met een pan vers bereid vlees klaar staat onder de trap. Hij pakt de pan en een fles sherry en duwt ze mij in de handen, terwijl hij zelf de barbecue vastgrijpt. “Waar moet dit allemaal naar toe dan?”, vraag ik beduusd. De barbecue stuitert weer terug op de grond en de man wijst: “Daar. Buiten. Op balkon!” In de volle wetenschap waar hij naar wijst, draai ik me voor de zekerheid om. Ik voel de slappe lach opkomen, maar in plaats daarvan vraag ik heel serieus: “U wilt barbecueën op mijn balkon? Dat lijkt me heel gezellig, maar dat kan niet nu.” Ik kijk de man aan op zoek naar een klein beetje redelijkheid. “Ik heb al gegeten”, voeg ik er enigszins lullig aan toe. Hij heeft geen boodschap aan mijn bezwaren en heeft de barbecue alweer vast. “Jij niet snappen. Ik bedanken ander meisje. Jij helpen.” Ik begin langzaam te snappen dat deze man misschien mijn huisgenoot wil bedanken met een barbecue, maar dit is wel een beetje gek. Toch?
Ik weet echt niet goed wat ik moet doen, als achter mij klinkt: “Wat is hier aan de hand?” Een man op een fiets met een shirt waar ‘Wijkhandhaving” op prijkt, kijkt me vragend aan. Ik schiet in de lach en zie mezelf op mijn blote voeten met de pan vlees en de fles sherry op straat staan. “Goede vraag”, antwoord ik. “Deze man belde net aan en lijkt te hebben besloten dat hij bij mij op het balkon komt barbecueën”. Ondertussen worstelt de buurman onverstoorbaar de barbecue naar buiten en roept de buurvrouw weer uit het raam: “Ik heb 112 al gebeld hoor. Ze zijn al onderweg. “Hoer!” roept de man weer, terwijl hij zuchtend en zwetend de barbecue naar buiten werkt. De wijkagent lacht schaapachtig, maar herpakt zich snel. “Meneer, die fles drank mag u niet buiten drinken. U moet daarmee naar binnen.” Feitelijk gezien ben ik degene die de sherry vasthoudt, maar desalniettemin vind ik dit een goed plan. Als ook de politie arriveert, snapt de man dat de barbecue voorlopig niet wordt aangestoken. Ik geef hem met het nodige schuldgevoel en medelijden zijn fles en pan terug. “Twintig jaar hier. Lekker barbecue. Bedanken”, mompelt hij nog voordat de voordeur onder dwang van vijf agenten dicht gaat. “Dank u wel voor het komen hoor”, bemoeit de buurvrouw uit het raam. “Ik pik het echt niet dat iemand zomaar ‘hoer’ naar me schreeuwt.
Ik besluit dat ik hier geen deel meer van uit hoef te maken en ga terug naar huis. Die avond galmt het nog lang ‘hoer’ door de straat, gevolgd door een verontwaardigd geschreeuw van de overbuurvrouw. Ook onze deurbel gaat nog tientallen keren, maar wij doen maar niet meer open. Eén keer zie ik de buurman nog hoopvol met zijn barbecue de straat oversteken, totdat hij uiteindelijk verdrietig op het bankje voor zijn huis belandt. De buurvrouw tergt de arme stakker net zo lang, totdat hij vaak genoeg ‘hoer’ heeft geroepen voor haar om de politie weer te bellen. Om 11 uur ‘s avonds, na vier uur chaos, brengen drie agenten eindelijk de rust terug in de buurt.”
De afgelopen dagen heb ik nog vaak aan de oude, lieve, eenzame buurman gedacht. Misschien moeten we toch een keer met hem barbecueën.