Het overkomt me tenminste een keer per maand. Als ik mijn ogen opendoe weet ik al hoe laat het is. In tegenstelling tot andere dagen spring ik uit bed en sleur ik de gordijnen open. Zon of regen, het maakt niet uit. Ik heb zin in avontuur! En wat is tegenwoordig een makkelijkere bron van avontuur dan Tinder?
Laatst was het weer zo ver. Vol opgetogen spanning scroll ik door de mannen die ik in mijn Tinder-kaartenbak heb verzameld en stuur wat willekeurige berichten rond. Al snel raak ik in gesprek met een charmante James Dean, inclusief warrige haardos en nonchalante sigaret op zijn lippen. Ik weet dat dit beeld vanuit een extreem specifieke hoek is gefotografeerd en waarschijnlijk discrepanties kent met de werkelijkheid, maar op avontuurdag is er weinig ruimte voor dat soort cynisme.
James Dean is doortastend en het plan is snel gesmeed. Geen koffies, geen biertjes in een suffe kroeg. Het is mooi weer, wij gaan naar De Efteling. Hij moet vanuit Amsterdam komen, dus ik pik hem op met de auto op Utrecht Centraal. Ondanks mijn preoccupatie met de stationse wirwar van taxi’s, bussen en verdwaalde automobilisten zie ik James meteen. Helaas ziet hij mij ook, anders had ik mijn rode Toyotaatje misschien nog achter een harmonicabus kunnen manoeuvreren. Zodra zijn mengsel van overdadige aftershave, minimale lichaamsverzorging en sigarettenrook mijn auto vult, vervloek ik Disney en alle andere wereldse instituten die die romantische onzin in mijn hoofd stoppen. Ja hè? Wat was het een mooi verhaal geweest als ik zo spontaan met de man van mijn dromen in de Efteling was beland.
Terwijl James non-stop begint te praten over de hoeveelheid geld die hij heeft verdiend met pokeren op cruiseschepen over de hele wereld, denk ik aan mijn werk. Vandaag had zo’n productieve werkdag kunnen zijn. Ik moet nog zeker 5000 woorden schrijven deze week, een nieuwsbrief maken en mijn administratie doen. In plaats daarvan zit ik in deze zelf-gecreëerde hel op weg naar de Efteling. De oprit naar de snelweg voelt als een uitnodiging tot hyperventileren. Kan ik hier echt niet meer onderuit?
Ik ben blij dat James het gesprek grotendeels alleen weet te dragen. Ik overweeg vooral mijn auto tegen de vangrail te sturen om onder deze dag uit te komen. Bij de afslag Vianen Hagestein besluit ik dat ik gewoon ouderwets mijn woorden moet gebruiken. “Ik heb zin in koffie. Zullen we in een willekeurig dorp koffie drinken?’ Zonder zijn antwoord af te wachten, stuur ik mijn auto diagonaal de afrit op en zeg: ‘Kijk, Hagestein, daar is het vast gezellig’. In het pittoreske Hagestein zal ik hem trakteren op een kopje koffie en mijn brute eerlijkheid.
Drie simpele bordjes vertellen me dat Hagestein over niet meer dan een kerk, een dorpshuis en een begraafplaats beschikt, dus ik parkeer op een lege parkeerplaats bij het dorpshuis. Verward door mijn keuzes in het leven stap ik uit de auto, terwijl James vrolijk door kwettert over zijn broer die in een onfortuinlijk sexfilmpje op het internet was beland. Het dorpshuis blijkt gesloten, maar we mogen een kopje koffie drinken, terwijl de vriendelijke uitbater de kerstversiering ophangt. Tussen stoffige slingers en een verwrongen kerstelf komt het hoge woord over mijn lippen. ‘Ik wilde eigenlijk koffie drinken om te kunnen zeggen dat ik niet naar De Efteling wil’. Ik kijk hem met grote onschuldige ogen aan, wetende dat ik dat altijd doe als ik slecht nieuws moet brengen. Het blijkt ook als altijd verwarrend, want James snapt totaal niet wat ik probeer te zeggen. ‘Oh, maar we kunnen ook iets anders doen?’ stelt hij voor zonder enige aandacht voor mijn innerlijke lijdensweg. Ik zwijg en trek een moeilijk gezicht. Langzaam dringt mijn wens me te ontdoen van zijn gezelschap tot hem door.
Terwijl James mij nog op weinig subtiele wijze laat weten wat ik allemaal mis door zijn gezelschap af te wijzen, rijd ik hem terug naar Utrecht Centraal. Nog voor de middag kijk ik hoofdschuddend uit het raam op kantoor. Een illusie armer. Tot de volgende avontuurdag tenminste.