Terwijl ik me met een van pijn vertrokken gezicht op mijn hurken laat zakken, denk ik terug aan zes jaar geleden. Dat nieuwe spiraal mag dan drie dagen per maand voelen als een vies mes dat langzaam in mijn buik gestoken wordt, met mijn vorige spiraal stond ik voor hetere vuren. En dan doel ik niet op de jonge co-assistent die per se over de schouder van de huisarts tussen mijn benen moest kijken. Ook niet op het hoofdhaar van de dokter dat ik tegen mijn dijbeen voelde, bij het knippen van de touwtjes. Ook niet op de maandenlange buikkramp, waardoor ik continu in foetushouding op de stoep wilde liggen. Ik heb het over de non die me in 2014 van mijn spiraal beroofde.
Misschien ben ik moe, denk ik nog, maar die avond lig ik in een hemd zonder achterkant in het ziekenhuis.
‘Is het soms gaan waaien’, vraag ik aan mijn reisgenoot Anne. Ik zit op de veranda van de trailer die we huren van een oude visser in het Australische dorp Exmouth. Anne steekt haar hoofd door de deur, terwijl ik de opstaande kippenvelhaartjes op mijn arm plat probeer te wrijven. ‘Ik heb het plotseling zo koud.’ Ze kan geen wind ontdekken en ik zelf eigenlijk ook niet. Het is dik boven de dertig graden. Misschien ben ik moe, denk ik nog, maar die avond lig ik in een hemd zonder achterkant in het ziekenhuis.
Ik probeer het positief in te zien. Dit is de eerste keer dat ik ben opgenomen in een ziekenhuis en – hoewel de piepkleine televisie aan de andere kant van de kamer anders beweert – eerste keren zijn altijd spannend en opwindend. Mijn infuus met antibiotica piept, maar mijn temperatuur vliegt nog steeds alle kanten op. De ene minuut is het heet, de volgende minuut klappertandend koud. De veroorzaker van dit klimaatprobleem is volgens mijn wat oudere, vrouwelijke arts een nierinfectie en ik zie geen enkele reden haar niet te geloven.
Die nacht leer ik dat het grote nadeel van een infuus vocht is. Ik moet heel nodig plassen, maar plassen lijkt, gezien de omstandigheden, niet de bedoeling.
Die nacht leer ik dat het grote nadeel van een infuus vocht is. Ik moet heel nodig plassen, maar plassen lijkt, gezien de omstandigheden, niet de bedoeling. Niet alleen zit ik via een naald in mijn arm en een slangetje vast aan een infuuspaal. De infuuspaal zit met een stekker en een snoer vast in een stopcontact. Onder mijn bed! Met veel kunst- en vliegwerk weet ik mezelf net op tijd te bevrijden en opgelucht lig ik tien minuten later weer in bed. Nog twintig minuten voordat ik weer moet.
De antibiotica blijkt op geen enkele manier opgewassen tegen mijn infectie, maar daar heeft de dienstdoende arts op dag 3 een oplossing voor. Ik mag naar huis, met een simpele orale variant. Hij werpt nog een blik op mijn medische dossier en schudt zijn hoofd. ‘Onbegrijpelijk’, mompelt hij, voordat hij me de hand schudt en me wegwuift uit het ziekenhuis. Heb ik nou helemaal voor niets twee nachten in het ziekenhuis gelegen?
Ze kan deze bedreiging voor mijn gezondheid onmiddellijk en kosteloos verwijderen.
Binnen 24 uur hebben de nieuwe medicijnen hun klus geklaard en lig ik weer blakend van gezondheid in mijn trailer. De week erop mag ik voor controle terug naar het ziekenhuis, waar de vrouwelijke arts bevestigt dat het gevaar voorlopig is geweken. Als ik vraag naar de mogelijke oorzaak van deze vervelende infectie, wordt ze ernstig. ‘De kans is groot dat je IUD dit veroorzaakt heeft’. Mijn IUD, mijn intrauterine device, mijn spiraaltje. Ze heeft ook goed nieuws. Ze kan deze bedreiging voor mijn gezondheid onmiddellijk en kosteloos verwijderen. Even aarzel ik… Ik heb hem pas twee jaar en het heeft zo lang geduurd voordat ik er eindelijk geen last meer van had. Tegelijkertijd heb ik geen zin in nog meer onzinnige ziekenhuisbezoeken. Ik stem in met de ingreep.
‘Is het niet tijd dat je op zoek gaat naar een serieuze man en aan kinderen begint te denken?’
Na afloop informeer ik naar mijn opties. Ik ben nog zeker 8 maanden in dit land, wat zijn mijn mogelijkheden voor anticonceptie als buitenlander? ‘Ik weet wel wat’, zegt ze terwijl ze wegloopt. Als ze terugkomt heeft ze een visitekaartje in haar hand. ‘Clinic for family planning Perth’, lees ik. ‘Zij kunnen je uitleg geven over periodieke onthouding.’ Ik probeer haar gezicht te lezen. Ze is een vriendelijke, oudere dame, maar ik denk dat een gevoel voor humor haar heeft overgeslagen. Ze is bloedserieus. ‘Kunt u niet gewoon de pil voorschrijven?’ probeer ik. De vrouw pakt mijn medisch dossier erbij en leest. ‘Bijna 30…’’, mompelt ze. ‘Is het niet tijd dat je op zoek gaat naar een serieuze man en aan kinderen begint te denken?’ Ik open mijn mond om iets te zeggen, maar sluit hem weer. In plaats daarvan bedank ik haar vriendelijk en loop – rennend – naar buiten.
Als ik de volgende dag in het dorp vertel over mijn vreemde ervaring in het ziekenhuis, word ik keihard uitgelachen. ‘Je had de non, die is fel tegen anticonceptie. Zij weigert ook de pil voor te schrijven aan meiden uit het dorp.’ Langzaam begin ik te snappen wat er gebeurd is en een jaar later bevestigt mijn huisarts in Utrecht mijn vermoeden. Dat spiraaltje had niets te maken met die nierinfectie. Die non had mijn anticonceptie gestolen!